|
||||||||
|
Er is voor een recensent maar weinig dat boeiender en tegelijk veeleisender is dan een stukje te mogen plegen over nieuw werk van Guido Belcanto, de meest ongewone “gewone mens”, die ons zingend taalgebied rijk is. Bij Belcanto is niks onmogelijk: hij combineert met een onvoorstelbare flair de schmalz met levenslied, koppelt country aan blues en weet als weinig anderen eigen nummers te koppelen aan werk van anderen, dat hij een heel eigen draai weet te geven. Ik had, heel lang geleden, het genoegen de man een paar keer aan het werk te zien en ik was dan wellicht ook een van de weinigen, die niet helemaal verrast was toen dik dertig jaar geleden zijn “Op zoek naar romantiek” verscheen. Een dik dozijn platen later ben ik nog altijd een fan, gewoon omwille van de waarachtigheid, de echtheid, die Belcanto al die jaren is blijven etaleren. Ik beweer niet dat ik een kenner ben van ’s mans oeuvre -dat is de term, die je stilaan wel mag gebruiken voor zijn muzikale en tekstuele nalatenschap-, maar ik denk wel dat ik hem intussen als mens wel heb leren kennen, al hebben we nooit een woord gewisseld. Ik ben namelijk een paar jaren ouder dan Guido en ik herken dan ook heel veel van de al dan niet verzonnen situaties die hij in zijn songs bezingt, al heb ze dan niet allemaal zelf beleefd. Het had misschien wel gekund. Wat er ook van zij, er is dus een nieuwe plaat en die laat een zanger en tekstschrijver horen, die zonder twijfel op de top van zijn kunnen werkzaam is. Het recept is genoegzaam bekend: allerhande diepmenselijke thema’s worden in eigen songs gegoten en gekoppeld aan doorgaans erg grondige bewerkingen van andermans werk. Om maar meteen te beginnen met de tweede categorie: de titelsong is geleend van Michel Legrand’s “Windmills of your mind”, dat ooit als “Cirkels” al een heel mooie versie meekreeg van Herman van Veen, maar hier een Belcanto-behandeling krijgt. Je herkent het onmiddellijk, maar er zit een extra laagje overheen. Dit is met andere woorden een bewerking en géén cover, en en dat is precies wat je ook kunt en moet zeggen over “De wonde die nooit heelt”, een heel persoonlijke lezing van Dylan’s “Every Grain of Sand”. De weinig bekende wereldhit “Cavan Girl” -The Dubliners spelen het al meer dan veertig jaar lang- van Thom Moore- wordt van Ierland naar ons Meetjesland overgezet en opener “Het doodlopend straatje” kwam oorspronkelijk als “La Cattiva Strada” uit de pen van de schromelijk onderschatte Fabrizio de Andre, een veel te vroeg gestorven liedjesschrijver die zich met veel literair succes aan de songs van Dylan en Cohen waagde -vandaar allicht dat Belcanto enige verwantschap met hem voelt…, iets wat je ook kunt zeggen van Townes van Zandt, wiens veelgecoverde -maar zelden zo dicht benaderd als nu door Guido Belcanto-“Pancho and Lefty”, dat hier gewoon “Antoine” heet. De traditional “Plastic Jesus” wordt dan weer gebracht in een folkversie, die het origineel uit de sixties vrij dicht benadert. Met die bewerkingen alleen al, hd Belcanto een heerlijke plaat kunnen maken, al had die dan allicht “EP” geheten. Nu hebben we echter een plaat van ruim drie kwartier, waarop een paar originele nummers voor de eeuwigheid staan: hel mild-ironische “Voor een man is het geluk van korte duur”, het quasi-luchtige “Denk toch niet dat ik niet aan je denk” of het aan Jim Reeves schatplichtige, maar ronduit fantastische “Rozen op de mesthoop van het Leven”. Dit is zo’n Belcantosong, waar je alleen maar stik jaloers kun zijn, al was het maar omwille van de samenzang met Stef Kamil Carlens. Daarmee is meteen ook de eerste naam gevallen van de groep formidabele zangers en muzikanten, die deze heerlijke plaat mee vormgeven: producer Nicolas Rombouts, allesspelers Andries Boone en Lieven De Maesschalck, gitarist Geert Hellins drummer Maarten Moesen krijgen het gezelschap van Stefan Bracaval op fluit,Bart Vervaeck op pedal steel, Kay Harent op draailier,P.W. Vanhoren op zang en een heel straf strijkersensemble,waarvan ik opzettelijk en voor één keer de namen wél vermeld: ze heten Koen Toté, getrouwe Belcanto-medewerker, die ook de arrangementen voor de strijkers schreef, Vincent Werbrouck, Esther Coorevits, Griet Wiame en Stefaan De Rycke. Zo dat mocht ook wel eens gezegd worden. O ja, u hoort sinds enkele dagen om de haverklap “Spookrijder in de Nacht”, het jongere broertje van “Toverdrank” en van zichzelf een bewerking van “Ghost Riders in the Sky, maar dat had u zelf al achterhaald. Rest mij nog één ding: voor eens aan voor altijd te herhalen dat Guido Belcanto volslagen uniek is en dat hij met deze “Kronkels…” zonder meer zijn strafste plaat in tijden gemaakt heeft, mede dankzij zijn liefdesverdriet, Corona en de Franse Pyreneeën. (Dani Heyvaert)
|